Het is een vreemde periode – zo schrijft zr. Marie-Thérèse Brinkmann, provinciaal overste, – in haar bezinning van september. Een periode met behalve moeilijke momenten ook nieuwe kansen. Want we mogen geloven dat waar mensen openstaan voor noodgedwongen veranderingen en hun zekerheden los durven te laten, óók mooie dingen kunnen gebeuren. Loslaten hoort bij het menselijk bestaan. Het leven is als een reis: steeds laten we wat vertrouwd is achter ons, op weg naar de toekomst. Hoe we dat doen is van belang: zijn we tot vertrouwen in staat? Zijn we mensen die ons leven toevertrouwen aan de goede God, die ons nabij wil zijn?
Er gaat een verhaal over een man, die na een zwaar en moeizaam leven uiteindelijk bij God aankwam. Die liet hem de weg zien die hij had afgelegd. De man zag zijn voetsporen door het leven, al die lange en moeilijke jaren, maar ernaast scheen nog een voetspoor te lopen.
“God”, vroeg de man, “van wie zijn die voetstappen naast de mijne?”
En God antwoordde: “Die zijn van mij.”
“Maar God, kijk daar, in die tijd dat ik het ‘t moeilijkste had, daar ontbreken uw sporen, daar loopt maar één enkel spoor. Waar was u toen?”
“Dat is jouw voetspoor niet”, zei God, “dat is het mijne. Daar heb ik je gedragen”.